Kerkwijding 1941

Onderstaand een verslag van de wijding van de Willibrorduskerk in 1941, zoals dat op dezelfde dag, donderdag 20 november 1941, in de Arnhemsche Courant verscheen.

Willibrordus’ kerk der Oud-Katholieken ingewijd.

Mgr. A. Rinkel, aartsbisschop van Utrecht verrichtte de plechtigheid.

Vanmorgen is de Oud-Katholieke Kerk op Molenbeke plechtig ingewijd in een dienst geleid door prof. dr. A. Rinkel, Aartsbisschop van Utrecht, waarbij mgr. E. Lagerwey, bisschop van Deventer hem als assistent terzijde stond met pastoor P. J. van Buuren als diaken en pastoor G. Smit als subdiaken.

De plechtigheid werd door velen bijgewoond. Van geestelijke zijde waren o.m. nog aanwezig mgr. H. T. J. van Vlijmen, bisschop van Haarlem, prof. C. Wijker uit Delft, deken van het metropolitain kapittel en pastoor J. v. d. Oord, deken -van het bisdom Haarlem e.a. Het Gemeentebestuur van Arnhem was vertegenwoordigd door burgemeester Bloemers, die vergezeld was van zijn echtgenoote, den gemeentesecretaris, dr. J. B. A. Kipp en mr. B. H. Everts, wethouder van onderwijs.

Onder degenen, die van hun belangstelling blijk gaven, bevonden zich voorts o.m. de heer J. Schulte Nordholt, directeur van de Gemeentelijke Dienst voor Bouwtoezicht en Woningvoorziening alsmede de architect, de heer G. Feenstra, verschillende pastoors en vertegenwoordigers van vereenigingen, Instellingen etc.

Een oorkonde

De inwijdingsdienst geschiedde volgens den hiervoor vastgestelden ritus. Na de eigenlijke inwijdingsplechtigheden, die o.m. bestonden in de inwijding van het altaar en van den predikstoel, werd door een der geestelijken de volgende oorkonde voorgelezen, welker onderteekenaren de Aartsbisschop, de pastoor der kerk, Bisschoppen en, geestelijken, Kerkbestuur en Kerkbouwcomité zijn:

“In den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes Amen. In het jaar Onzes Heeren negentienhonderd een en veertig op den twintigsten dag der maand November is deze kerk, gelegen te Arnhem op het terrein van het voormalige landgoed Molenbeke, gewijd door Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid Doctor Andreas Rinkel, Aartsbisschop van Utrecht, ter eere van Onzen Heer Jezus Christus en op den naam en ter gedachtenis van den Heiligen Bisschop en herder Willibrordus, Aartsbisschop der Nederlanden, in tegenwoordigheid van het kerkbestuur der Gemeente van den Heiligen Willibrordus en van vele getuigen, zoo geestelijken als leeken uit het aartsbisdom Utrecht en het bisdom Haarlem.

Ter getuigenis waarvan wij de oorkonde met onze handteekening hebben bekrachtigd. Aldus gelezen heden den 20sten November 1941 door mij, notarius ad hoc.”

Toespraak mgr. Rinkel

Vervolgens hield mgr. Rinkel een toespraak, welke ten grondslag had het woord van den Apostel Petrus: “Wordt ook zelven als levende steenen opgebouwd tot een geestelijk huis”.

Spreker herinnerde aan de eerste steenlegging en wees er op, dat nu dit werk is voltooid, de sfeer van onrust is geweken en de kerk aan hooge bestemming werd toegewijd. Het altaar is nu waarlijk een altaar. “Dankbaarheid vervult, ons, dat dit kerkgebouw niet gekomen is in de plaats van een eeuwenoude kerk, die uitgediend had, maar nieuw kon worden gesticht, aldus mgr. Rinkel. De jeugdige Oud-Katholieke gemeente in deze stad heeft zich in de 33 Jaren van haar bestaan een waardige plaats weten te veroveren onder de zustergemeenten en zich levenskrachtig genoeg getoond tot de totstandkoming van dit nieuwe gebouw. Zich tot de gemeentelijke autoriteiten wendend zeide Mgr. Rinkel, dat men zich van deze zijde niet alleen moest verheugen over de stoffelijke en artistieke aanwinst, maar dat men in dit alles ook een teeken moest zien van bloeiend geestelijk leven.

Toen spreker in 1938 voor de eerste maal de Gemeente bezocht, geraakte hij er van overtuigd, dat deze niet alleen een eigen kerk noodig had, maar ook verdiende.

Het Kerkgebouwcomité en het Kerkbestuur, die zooveel voor deze schoone zaak hebben verricht en allen, die over het geheele land hun medewerking verleenden, werden daarop door den Aartsbisschop dank gebracht.

Tenslotte ging deze uitvoerig in op de taak van den pastoor en van de gemeente te dezer stede, waarbij hij den geloovigen voorhield, dit zij vóór alles door eigen levenshouding tot dienaren des geloofs moesten zijn.

Mgr. Rinkel eindigde zijn toespraak met Gode dank te brengen voor wat hier dank zij Zijn genade tot stand kon worden gebracht.

Daarna zongen de kinderen der gemeente ’t lied: “Wij kinderen van Willibrord”, waarna de plechtigheid werd besloten met den Bisschoppelijken zegen, welke door de aanwezigen staande ontvangen werd.