3e Advent

HOOP DOET LEVEN –

Alles heeft zijn glans verloren. Handenwringend staat Herodes in zijn koninklijk paleis dat enkele momenten geleden nog baadde in het zonlicht. Nu somberen de pilaren hem met een doffe glans tegemoet. De struiken in zijn eens zo weelderige tuin staan te verdorren. Zelfs de palmen lijken gevoelig voor de stemmingswisseling van de koning en vouwen hun bladeren samen.

Herodes leest ondertussen verwoed verder en lijkt na elke zin alleen maar moedelozer te worden. De lange boekenrol slingert zich als een wurgslang om hem heen. Hij voelt zich leeg, snakt naar adem. Alsof niets nog enige waarde heeft. Hij moet de neiging onderdrukken de boekenrol in één ruk doormidden te scheuren.

De mensen in Judea zoeken steun bij elkaar. Het bestaan is zwaar, maar de opbrengst van het land houdt hen in leven. Ze dopen hun brood in de geitenmelk en brengen die met wilde honing op smaak. De hond hoopt dat ook hij eindelijk wat te eten krijgt, het schaap naast hem heeft haar buik al helemaal vol.

Rond etenstijd komen mensen samen. Dan volgen na enige tijd ook de verhalen. Er wordt geklaagd over de hoge belastingen en over de Romeinse onderdrukking die nu al zo lang duurt. Herodes mag dan koning van Judea zijn, de werkelijke macht ligt in Rome. Of toch niet? Vertellen hun geschriften niet dat God de ware Heerser is? God zal omzien naar zijn volk, ook – of misschien zelfs juist – als dat wordt beproefd? En zou niet ooit de verlosser komen, iemand die de mensen van hun knechtschap zou bevrijden?

Als een bezetene leest Herodes de profetie van Micha voor de zoveelste keer: “Uit jou, Bethlehem in Effrata, komt iemand voort die voor Mij over Israel zal heersen.” Voor Herodes is dit het bewijs van naderend onheil. Deze voorspelling over de Messias betekent niet minder dan dat hij vroeger of later van de troon gestoten zal worden. Dan gaat hij als een razende naar de profetie van Jesaja, waar staat: “Zijn heerschappij zal zich blijven uitbreiden, op de troon van David en in zijn koninkrijk.”

Herodes realiseert zich maar al te goed dat hij geen afstammeling van koning David is. Als het volk dat hoort is het een open uitnodiging tot rebellie! De verbouwde tempel, het koninklijk paleis, de stad Caesarea met zijn aquaducten, niets kan deze regels uit de heilige boeken ongedaan maken. Hij zint op maatregelen. Maar eerst moet hij verder lezen, nog meer te weten komen.

Terwijl de gehurkte vrouw al zit te eten reikt de herder een moeder en haar dochter wat brood met melk aan. Dan vertelt hij over de profetieën die voorzeggen dat alles beter zal worden. ‘Eens zal de Messias komen’ zegt hij, ‘en aan zijn vrede zal geen einde komen.’ Hij vat moed: ‘God zal ons niet vergeten, zijn gerechtigheid zal het onrecht vernietigen.’

De vrouw direct naast hem gelooft er maar weinig van. ‘We wachten al zo lang’ zegt ze, ‘misschien wel eeuwen. Op de Messias kun je blijven hopen, maar komen doet hij niet. Als God onze verdrukking had gezien, was Hij er allang geweest.’

De man schudt zijn hoofd. ‘Jij en ik bepalen de tijd niet. Eens zal hij komen. Als God zijn Gezalfde stuurt zal alles beter worden. Let maar op!’

De vrouw naast hem is nog niet echt overtuigd maar doet er het zwijgen toe. Ze wil de man die zijn eten met haar en anderen deelt niet voor het hoofd stoten. Zij put haar hoop meer uit mensen dan uit een vaag geloof aan God.

Iets verder naar links houdt een man zich wat afzijdig. Hij heeft het hele gesprek meegeluisterd. Aandachtig kijkt hij naar de vijgenboom. Dan wijst hij het gezelschap op de vruchten in de boom: ‘de vijgen van het komend jaar hangen al in de takken. Terwijl de winter voortduurt belooft deze boom ons nu zijn vruchten van de zomer. Onze hoop is kostbaar als het licht van de dageraad. Alles is er al, het moet alleen nog rijpen.’

Ondertussen dansen de letters Herodes voor de ogen. Hij dacht zeker te zijn van zijn positie. Maar nu begrijpt hij dat het een kwestie van tijd is of een rivaal zal komen en hem afzetten. En zijn volk? Houden de mensen van hem? Of smachten zij naar de komst van die zogenaamde Messias? Angst maakt zich van hem meester. Hij kan niemand meer vertrouwen. Iedereen is nu zijn vijand, die verlangt naar het moment dat hij van zijn voetstuk valt, van de troon gestoten wordt. Tenzij hij de goddelijke plannen kan dwarsbomen. In zijn hart rijpt een duivels plan. Zijn wanhoop slaat om in hoop. Misschien is er een manier…

Herodes is zo in gedachten verzonken, dat hij de zwarte kat die hem van achteren wil bespringen niet eens opmerkt.

De mensen zijn klaar met hun maaltijd. Ze praten nog even verder, spreken elkaar moed in. God zal hen niet vergeten. En zij zorgen voor elkaar. Niemand wordt aan haar of zijn lot over gelaten. Het zijn misschien barre tijden en de mensen hebben te lijden, zeker. Nog eenmaal spreekt de man over een volk dat in duisternis loopt en een groot licht zal zien. Die woorden gaan over hen!

Hij krijgt bijval van de man bij de vijgenboom, die het roerend met hem eens is. Zelfs de gehurkte oude vrouw ziet nu een lichtpuntje en bedankt de man die haar te eten gaf. Anna staat erbij en omarmt haar dochter. Het meisje heeft de hele tijd geen woord gezegd en aandachtig geluisterd. Nu bewaart ze de woorden in haar hart en blijft erover nadenken.

Wordt vervolgd…

© Tekst, opstelling en foto’s: Oud-Katholieke Parochie Arnhem-Nijmegen, Alwin en Bas Meisters.