“Het mag geen concert worden” deel 2

Kerkmuziek als verbinding

Deze aflevering is van Oscar Wasmann, musicus, van de Lutherse Gemeente die ook zong in het koor van de Oud-Katholieke parochie.

Dit stuk komt door de lengte in twee delen. De eerste helft verscheen vlak voor zomer 2018. De column staat op de website onder ‘Kerkmuziek als Verbinding’. Hoewel toen al geschreven, verschijnt helaas dit deel twee pas voor lente 2019. Ik heb nu pas moed verzameld om het vervolg in te sturen, maar onder een andere titel, een die meer past bij ‘Kerkmuziek als Verbinding’:

Wat hebben in de kerk woord en muziek gemeen?

Laten we een voorbeeld nemen aan vreemden die door de wijde kerkdeur binnenkomen om te luisteren naar muziek in kerkdiensten, een cantatedienst, een evensong. Verlaat door diezelfde deur eens de stille kerk en stop niet je vingers in je oren, want misschien horen we een antwoord in het lawaai daarbuiten. Wat mij in het contrast met binnen opvalt is dat het geluid non-stop is en oorverdovend. Op het werk klinkt muziek door de luidsprekers, op de achtergrond in films, games en reclame, in winkelgalerijen en in uitgangscentra; muziek klinkt door koptelefoons onder het sporten op straat en in de natuur en op festivals dreunt het zo hard dat men er gehoorschade oploopt. Thuis ook overdag en wekkerradio’s brengen je met muziek naar de nacht en wekken je de volgende dag.

Muziek, 7 x 24, je zou toch concluderen dat de wereld vol echte muziekliefhebbers zit. “Wat hoor je?”, vraag ik, maar doorgaans krijg ik geen antwoord want men weet het gewoon niet, heeft niets gehoord. Is dat dan niet jammer van al die muziek? Welnee, dat soort muziek blijkt alleen bedoeld om in een bepaalde sfeer te komen, juist niet om te luisteren. Muziek is krachtig, slaagt daar wonderwel in en verdient zich ruimschoots terug (is hier sprake van manipulatie? Volg de geldstromen. Het is interessant dit te onderzoeken, een andere keer).

Zulke muziek voor iedereen, wordt niet gewaardeerd door wie graag luistert, die houdt van stilte. Trouwens, in de kerk luistert men ook graag. Hé, hebben we hier nu een overeenkomst gevonden? Niet altijd, in de grote, volle kerk met zijn vaste rituelen en muziekstijl waar ik vroeger als kind dagelijks kerkte werd heel slecht geluisterd. Er is veel veranderd: kerken horen niet meer tot de mainstream, maar zo klein als we zijn hebben we (als we op ons best zijn) iets zeldzaams te bieden: wij zijn luisterende muziekliefhebbers en kerkgangers en horen ook naar vreemde geluiden. Is luisteren dan toch het gemeenschappelijke dat we zoeken?

In deel 1 ging het (als je het op de spits drijft) om woord tegen muziek. In de renaissance vond Palestrina een stijl om meerstemmige muziek verstaanbaar te maken. Protestanten voerden de volkstaal de muziek in. Eeuwen door werd gestreden om verstaanbaarheid en muziek. Kerk en muziek werden dan ook heel belangrijk gevonden. Dat is nu wel anders; veel muziekscholen en kerken zijn weggekwijnd. Wat zullen we nog zeuren over de balans tussen muziek en woord?

Natuurlijk hebben we ieder onze eigen mening en kan daar onenigheid van komen. Ik heb altijd willen weten waar conflicten in het algemeen op gebaseerd zijn. Ik probeer niet alleen muziek tegen woord te begrijpen, maar ook oorlogen en de ruzietjes van mijn lieve kleinkinderen, ik las er over. Hoe meer er gepolariseerd wordt hoe minder naar de ander geluisterd wordt, hoe minder ook men elkaar erkent en misschien gaat het uiteindelijk allemaal daar om, om zich gekend te weten, gezien en gehoord.

“… buffels van Basan omsingelen mij, roofzuchtige, brullende leeuwen …” (psalm 22). Het onophoudelijk lawaai is gericht tégen ons, maar eigenlijk bedoeld vóór luisteraars. Verbindingen gedijen bij een luisterende houding. Luisteren maakt stilte levend; de smalle, broze lijn tussen twee polen verbreedt en een grote rijkdom biedt zich aan: er blijkt geen schaarste meer om te bevechten. In de onmacht van het domme gebrul hoor je hoezeer de Ander luisteren nodig heeft. Het luisteren oefen je met mooie muziek en wijze woorden.